De vragen behandelen de verschillende aardrijkskundige thema’s en vaardigheden uit de eerste en tweede graad van het secundair onderwijs.
Opgelet: de leerlingen mogen ENKEL in tweede ronde een atlas ("Plantyn Algemene Wereldatlas” of “De Boeck Atlas”) gebruiken.
Verworven basiskennis uit de eerste graad
De leerlingen kunnen :
- het landschap beschrijven aan de hand van landschapselementen en landschapsvormende lagen.
- de eigenschappen van gesteenten, bodem en ondergrond beschrijven.
- de reliëfelementen en reliëfvormen herkennen op afbeeldingen en kaarten.
- de wereldwijde vegetaties beschrijven en herkennen.
- de kenmerken van de grote klimaatzones beschrijven.
- het verband aantonen tussen de spreiding van de klimaatzones en breedteligging, hoogteligging en afstand tot de zee.
- aantonen dat het aardoppervlak kan veranderen op korte termijn door krachten uit het inwendige van de aarde.
- aantonen dat het reliëf kan veranderen termijn door afbraak, transport en afzetting onder invloed van wind, water en ijs.
Verworven basiskennis uit de tweede graad
Parate kennis van landen, rivieren, reliëfvormen, werelddelen, zeeën ... (o.a. Google Earth-beelden situeren).
De leerlingen kunnen :
- de klimaatregulering uitleggen als interactie tussen de biosfeer, atmosfeer, geosfeer, hydrosfeer.
- het verband leggen tussen de fysische factoren die het systeem aarde biedt en de ruimtelijke spreiding van de mens.
- de wereldwijde demografische evolutie vergelijken aan de hand van demografische indicatoren.
- de verschillende fasen van de demografische transitie onderzoeken voor verschillende regio’s van de wereld.
- de mondialisering illustreren aan de hand van wereldwijde netwerken.
- aan de hand van voorbeelden horizontale en verticale ruimtelijke relaties herkennen.
- het verband leggen tussen de demografische/economische evolutie en de veranderingen in het landschap door de landbouw.
- het verband leggen tussen de demografische/economische evolutie en veranderingen in het landschap door ontginning van grondstoffen en energiebronnen.
- beschrijven hoe industrialisatie en de-industrialisatie leidt tot veranderingen in het landschap.
- verklaren hoe verstedelijking leidt tot veranderingen in het landschap.
- de ongelijke regionale druk op de draagkracht van het systeem aarde aantonen.
- de bijdrage van de verschillende antropogene bronnen van broeikasgassen tot het versterkte broeikaseffect aantonen.
- aan de hand van positieve en negatieve feedbackmechanismen gevolgen van het versterkt broeikaseffect aantonen.
- de ruimtelijke spreiding en drijfveren van migratiestromen onderzoeken.
- het belang van de ontwikkeling van het ‘Globale Zuiden’ in de overgang naar een duurzame wereld onderzoeken.
- aantonen dat de duurzame ontwikkelingsdoelen een fundament kunnen zijn voor een transitie naar een duurzame wereld.
- vanuit actuele thema’s de rol van de technologie in de transitie naar een duurzame wereld beoordelen.
- personen, plaatsen, patronen en processen op relevante ruimtelijke schaalniveaus vanuit verschillende invalshoeken situeren.
VAARDIGHEDEN
De leerlingen kunnen:
- de lokalisatie van verschijnselen, ruimtelijke gegevens en aardrijkskundig relevante gebeurtenissen uit de actualiteit opzoeken.
- de herkomst van een aantal producten in diverse informatiebronnen opzoeken en lokaliseren.
- aan de hand van verschillende informatiebronnen aardrijkskundige informatie over de belangrijkste natuurlijke en menselijke kenmerken van een gebied opzoeken en creatief verwerken.
- aardrijkskundige entiteiten afbakenen op basis van verschillen en gelijkenissen van enkele natuurlijke of menselijke aardrijkskundige kenmerken
- op een eenvoudige manier aardrijkskundige gegevens cartografisch voorstellen